Inclusiever onderwijs en vrijescholen, gaat dat samen?

01 juni 2020 Achtergrond
Bregje Beerman (vmg. Rudolf Steiner College Haarlem) & Marijn Ruhaak (Geert Groote College Amsterdam)
Bregje Beerman (vmg. Rudolf Steiner College Haarlem) & Marijn Ruhaak (Geert Groote College Amsterdam)

Vrijeschooldocenten Bregje Beerman en Marijn Ruhaak schrijven dit jaar een reeks columns voor het onderwijsblad Zorg Primair. Zij beschrijven daarin perspectieven op onderwijs vanuit de pedagogische visie van de vrijeschool. Deze keer schrijven zij over inclusief onderwijs.

Leraren kijken hier niet alleen naar je cijfers, maar ook naar hoe je bent als mens en hoe je wil worden

Net als alle andere scholen in ons land, heeft ook de vrijeschool sinds 2014 de opdracht gekregen om extra ondersteuning en maatwerk te bieden aan kinderen die dat nodig hebben. Maar hoe doe je dat binnen een traditie van een klassikale aanpak? En hoe ga je om met de groepsvorming dat vrijescholen hoog in het vaandel hebben staan? Het zijn vragen waar zowel bestuurders als docenten zich de afgelopen jaren mee bezig hebben gehouden.

Zoals gezegd, kent het vrijeschoolonderwijs een traditie van klassikaal aanbod. Samen denken, doen en voelen staat centraal. Niet voor niets blijven kinderen zoveel mogelijk in dezelfde klas gedurende hun schooljaren en doen zij veel gezamenlijke excursies en schoolreizen. Een kind moet zich opgenomen voelen in de groep en zich binnen deze groep kunnen ontwikkelen.

Die onderlinge verbondenheid zorgt voor de grote sociale veiligheid die kinderen ervaren. ‘‘Of je nou paars haar hebt, homo of hetero bent, iedereen is oké’, zegt Lot (13 jaar, Rudolf Steiner College in Rotterdam). Tegelijkertijd betekent het niet dat klassen als eenheidsworst worden gezien. Integendeel, op de vrijeschool zien docenten het als hun taak om zich te verbinden met elke leerling als individu met een eigen behoefte en vraag. ‘Leraren kijken hier niet alleen naar je cijfers, maar ook naar hoe je bent als mens en hoe je wil worden’, vertelt Lot. ‘Ik heb een hele fijne mentor die altijd voor ons klaarstaat en bij wie je jezelf kan zijn’. In die zin staat inclusiever onderwijs dus dichterbij de vrijeschool dan op het eerste gezicht lijkt.

Belangrijk is het dat we met alle scholen in de regio de schouders eronder zetten om inclusiever onderwijs samen waar te maken. Anders bestaat er een nieuw soort buitensluiten waarbij een kind met een speciale behoefte alleen bij een beperkt aantal scholen terecht kan. En dat was juist niet de bedoeling: als samenleving streven we er juist naar dat elk kind kan worden opgenomen in een school van zijn keuze.

Ondertussen is het natuurlijk wel de vraag hoe wij om moeten gaan met onze traditie van de klassikale benadering. Met de groeiende instroom van kinderen met een grotere of andere leer- of zorgbehoefte, moeten we zoeken naar een nieuwe invulling van deze traditie. Veel scholen merken dat individuele begeleiding en maatwerk voorop komt te staan. Dat vraagt om flexibiliteit.

Een nieuwe vorm vinden van een jarenlange traditie gaat niet zonder slag of stoot. Er zijn echter mooie vormen mogelijk, zoals de instapklas van Vrije School Parcival in Amstelveen: een klas waarin 10 á 12 kinderen met een eigen ZMLK-bevoegde klassenleerkracht en klassenassistent. Tijdens verschillende activiteiten, speelmomenten en jaarfeesten wordt er samengewerkt met leerlingen uit andere klassen. Zo krijgen de kinderen uit de Instapklas een combinatie van vrijeschoolonderwijs en Speciaal Onderwijs waarbij de individuele behoeften hand in hand gaan met die van de groep.

Inclusiever onderwijs is dus zeker mogelijk zonder de traditionele normen en waarden overboord te hoeven gooien. Met voldoende faciliteiten en een goede samenwerking met de scholen in de regio, is er voor elk kind een passende plek.